
Dood door Hamerslag
Sterren: >< >< >< >< >
Auteur: A.C. Baantjer
Gelezen: 23-08-2019 tot 26-08-2019
Samenvatting:
In een kraakpand aan de Oostenburgergracht wordt het lijk gevonden van een Antwerpse diamantair. Er zijn geen sporen van misdaad, maar vaststaat dat een grote hoeveelheid kostbare diamanten uit zijn bedrijf is verdwenen.Aanvankelijk is de verdwijning van de diamantair een zaak van hoofdcommissaris Opdenbroecke van de Antwerpse Gerechtelijke Politie, maar deze doet toch een beroep op rechercheur De Cock (met ceeooceekaa) en diens assistent Vledder. De zaak komt De Cock slecht uit, want hij is net betrokken bij het zoeken naar een 'stalker' die een vrouw in de Joh. Verhulststraat lastig valt en bij de moord op een jongeman. Deze is op het Stenenhoofd aan de Westerdoksdijk op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Dokter Den Koninghe spreekt zelfs van een van de gruwelijkste moorden die hij in zijn leven is tegengekomen. Zelden kregen De Cock en Vledder zoveel misdrijven in enkele dagen te verwerken.
Het Vonnis:
Een leuk boekje, met een boeiend verhaal. Ik vind het leuk dat ik meer te weten kom over de vaste personages uit de boeken van A.C. Baantjer over De Cock. Misschien wordt hier in eerdere boeken ook al over verteld, maar dat gebeurd in ieder geval niet in de boeken die ik al wél gelezen heb.
Wat ik persoonlijk heel jammer vind aan dit boek, is dat er in het hele verhaal 'raadselachtig' wordt gedaan over het moordwapen. Dan bedoel ik vooral dat ze veel speculeren over wat het moordwapen zou zijn, want zoiets hebben ze nog nooit eerder gezien. Het valt dan ook tegen dat ik me besef dat dit wapen in de titel van het boek al genoemd wordt, waardoor de hele meerwaarde van dit mysterie wegvalt..
Lievelingspersonage: Adriaan van Bovenkerk
Mooiste scène:
Fred Prins: Hij is onderweg. Wij hebben hem niet meer in het zicht. Hij loopt achter de loodsen. Kan jij hem zien?
Rechercheur de Cock: Nog niet.
Fred Prins: Hou je gereed. Grijp hem. Het licht van de patrouilleboot kwam te vroeg. Hij vlucht het Stenenhoofd af.
Vledder sprong uit de bus. De Cock volgde. Een man rende vanaf het Stenenhoofd naar de donkere wagen. Hij liep Appie Keizer, die zijn weg versperde, tegen de vlakte. Vledder rende achter hem aan. In een flying tackle greep de jonge rechercheur de vluchtende man bij zijn benen. Ze duikelden samen over het asfalt. Fred Prins galoppeerde naderbij. Vledder hield de man in een houdgreep.
Het moment wilde ik het boek het liefst door de kamer slingeren:
Commissaris Buitendam: Hoe lang denk je dat het zal duren voor je de zaak hebt geklaard? Een paar dagen?
Rechercheur de Cock: Dat is moeilijk te zeggen. Wellicht.
Commissaris Buitendam: Toch geen weken?
Rechercheur de Cock: Als het weken duurt, duurt het weken.
Commissaris Buitendam: Wij hebben bij de recherche slechts een beperkt aantal manuren ter beschikking. Daar moeten we zuinig mee omspringen. Er kunnen zich belangrijker zaken aandienen dan de dood van een zwerver.
Rechercheur de Cock: Een zwerver is ook een mens.
Commissaris Buitendam: Zeker, zeker, zeker. Wat is de economische inbreng van zo'n man?
Rechercheur de Cock: Is dat uw criterium? De economische inbreng van een mens... bepaalt dat of wij al of niet aandacht aan zijn dood schenken?
Commissaris Buitendam: Wij hebben zwervers zat. Het wemelt van de zwervers in onze stad. Een zwerver meer of minder is van geen enkel maatschappelijk belang. Het heeft geen enkele zin om daar veel tijd aan te verspillen.
Dit wil ik later echt nog met iemand bespreken:
Commissaris Buitendam: Ga zitten, De Cock. Ik wil met je praten. Over de moord op die arme zwerver aan het einde van het Stenenhoofd. Ik heb vanmorgen het mutatierapport van een jonge diender gelezen. Ga toch zitten.
De oude rechercheur zat niet graag. Het liefst bleef hij staan, rechtop, zijn armen langs zijn lijf en zijn benen iets uit elkaar. Dan voelde hij zich weerbaar en meer gespannen. Hij had geen hekel aan zijn commissaris, maar wanneer Buitendam hem ontbood, bezag hij hem steeds met argwaan. Het was een houding van strijdlust, van protest die hij bij voorbaat aannam om zich tegen eventuele aantijgingen te verweren.
Volgens historici stamt de naam 'dolle begijn' uit de vijftiende eeuw en is afgeleid van een uithangbord of een gevelsteen. Ik vermoed dat daar een kroegje is geweest dat die naam droeg. Genoemd naar een jolig begijntje, dat zich na een bezoek aan het kroegje wat dolletjes gedroeg. Het zou best kunnen. Amsterdam kende in die tijd vele begijntjes. Ze waren beslist niet altijd even dol. Integendeel, het waren devote, in gemeenschap levende vrouwen met een religieuze beleving. Begijnen hielden het midden tussen leken en kloosterlingen. - Rechercheur De Cock